maandag 22 december 2014

Het Tekeninstituut Bik en Vaandrager



Bij deze de tekst van hoofdstuk 3; gaarne ontvang ik op- en aanmerkingen of aanvullingen, waarvoor bij voorbaat mijn dank.


Meent u iemand te herkennen op deze foto's uit 1918 dan verneem ik dat graag! 

Het tekeninstituut Bik en Vaandrager.
Een korte geschiedenis.
Een kleine onderwijsinstelling met een grote naam, zowel letterlijk als figuurlijk, was gevestigd in de Galileïstraat 2A in Den Haag en werd in opzet gerund door het echtpaar Maria Helena Bik en Jan Vaandrager, en de broer van Helena Willem Hendrik Bik, die allen docent tekenen waren.
Maria Helena Bik was op 18 oktober 1882 geboren in Pontianak op Borneo in het voormalig Nederlands Indië. Jan Vaandrager was geboren op 11 oktober 1882 in Kethel en Spaland in de omgeving van Delft. Ze hebben elkaar ontmoet in Nederlands Indië, waar Jan zijn militaire dienstplicht vervulde en zijn daar op 11 augustus 1909 in Batavia getrouwd en vervolgens direct naar Nederland verhuisd. Broer en zus Bik waren familieleden van de kunstenaars Adrianes Johannes Bik en Jannus Theodorus Bik, die nagenoeg hun gehele carrière in Nederlands Indië gewerkt hebben.
Einde 1909 beginnen ze in de Haagse Galileïstraat hun tekeninstituut op de begane grond van hun woning en zijn hiermee actief geweest tot ongeveer 1922. Vanaf 1922 is Jan Vaandrager docent tekenen geweest  op het Maerlantlyceum in de haagse wijk Benoordenhout. 
Hun specialiteit was tekenen en het opleiden tot de onderwijsakte A en B. Daarnaast was er nog een zogenaamde “vrije”afdeling. “Onder leiding van de bekwame docenten werd er even naarstig gewerkt als opgewekt geflirt” getuige de verklaring van een leerling ( Huub Gerretsen) uit 1919.
Een broedplaats voor talent.
Pas later blijkt hoe belangrijk dit tekeninstituut is geweest tijdens haar ruim 12 jarig bestaan, als broedplaats voor het tekentalent van haar leerlingen.
Veel van hun leerlingen zijn erin geslaagd om op basis van hun tekenles bij dit instituut later een voor die tijd redelijke boterham te verdienen.
Het is moeilijk te schatten hoeveel leerlingen in totaal gebruik hebben gemaakt van deze opleiding. Een lijst, opgesteld uit de latere cv’s van kunstenaars bevat ruim 30 namen, maar dit zijn uitsluitend de leerlingen, die als kunstenaar succesvol zijn geweest en waarvan de naam Bik en Vaandrager in de cv’s genoemd is. Ook is bekend, dat de groepjes van zowel dag- als avondstudenten klein waren en uit ongeveer drie tot zes leerlingen bestonden. Men had dus bijna privé onderricht en dat verklaart waarschijnlijk ook de goede kwaliteit en naam van hun opleiding. (Zie de lijst van bekende leerlingen in bijlage 1)



Jan Giesen heeft van  circa 1913 tot 1918 onderwijs bij hen gevolgd. Eerst de zogenaamde lagere akte MOa en daarna de middelbare akte MOb.
Van de drukker Johan D. Scherft, de later in Den Haag veel bekendheid heeft verworven als grafische drukker, heeft Jan Giesen de fijne kneepjes van het etsen geleerd en zij zijn hun verdere leven bevriend gebleven.
De gebroeders Anton en Henri Pieck waren in 1906 van Den Helder naar Den Haag verhuisd en kwamen via de “tekenacademie” terecht bij Bik en Vaandrager waar ze allebei hun akten haalden. In 1914 werden de beide broers opgeroepen voor de militaire dienst en bleven daar tot het einde van de oorlog in 1918. Ze waren de meeste tijd van hun actieve dienst gelegerd in Amersfoort. Jan Giesen ontsnapte aan de dienstplicht, omdat hij 5 jaar jonger was dan de broertjes Pieck. Vanaf 1918 waren zowel Jan Giesen als Henri en Anton deeltijd docent bij Bik & Vaandrager. Henri en Anton gaan beiden omstreeks 1920 op vrijersvoeten met als gevolg dat Anton in 1922 naar Heemstede verhuisd en Henri naar Amsterdam. Maar voor het zover was hebben Henri en Jan in 1921 samen nog gesolliciteerd op een onderwijzersbaan in Vlissingen.
In zijn latere leven heeft Jan Giesen nog regelmatig contact met (mede)leerlingen, die hij bij Bik en Vaandrager heeft leren kennen. Maar met geen van die personen heeft hij een innige vriendschap gehad. Jan was een vrij gesloten iemand en heel erg op zichzelf ingesteld, maakte niet gauw ruzie maar liet ook nooit iets van zijn eigen innerlijk zien. Hij was een trots mens en geloofde in zijn eigen werk en werkte hard om datgene te doen, waarvan hij dacht dat het belangrijk was.   
Als we het werk beschouwen van de vele succesvolle leerlingen van dit instituut, herkennen we bij de verschillende leerlingen eenzelfde stijl van realistisch tekenen. Zuivere weergave met veel detail en verhalend. In het werk van de gebroeders Pieck van latere jaren is dit duidelijk aanwezig gebleven. In het werk van Jan Giesen is dit verhalende slechts sporadisch terug te vinden; hij is na zijn opleiding duidelijk een andere richting uitgegaan, waarbij hij meer op zoek was naar dynamiek, beweging en expressie met hoge abstractie in vorm en kleur, getuige zijn houtsneden vanaf ongeveer 1922.
Enige opvallende leerlingen waren:
Raden Katamsi  
Hij is geboren in Karangkobar Nederlands Indië op 7 januari 1897. Na een opleiding te hebben gevolgd aan de Nederlandse school in Jakarta tot 1915 vertrok hij direct naar Nederland alwaar hij een opleiding volgde aan achtereenvolgens het Haagse Tekeninstituut Bik en Vaandrager en de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag waarna hij 1922 weer naar Nederlands. Indië terug ging.
Daar werd hij leraar tekenen aan diverse middelbare scholen en de MULO in Surakarta. Later ontwierp hij ook Zilveren sieraden die hij zilversmeden in Yokyakarta liet maken.
Belangrijke feit is echter dat Raden Johannes Katamsi Martorahardjo in 1950 de oprichter was van de Academie voor Schone Kunsten van Indonesië in Yogyakarta waaraan hij leiding heeft gegeven tot 31 maart 1959. Veel Indonesische kunstenaars hebben een opleiding gevolgd aan deze academie in de periode dat Katamsi daar de leiding had zoals Frans Harsono, Edi Sunarso en Arbidin Rusliati.
In 1975 kwam Raden Katamsi te overlijden.
Huub Gerretsen  (Hubertus Adrianus)
Geboren in Avereest (Overijssel) als zoon van een dominee; trouwde op 7 augustus 1929 te Den Haag met Erna Herman.
Een bijzonder mens, met veel kennis en begrip van de dagelijkse dingen van het leven. Een gelovig mens met ogen, die alles zagen: de bomen, de bergen, de zee vooral in haar duizendvoudige gestalten tussen lieflijkheid en dooddreiging. Een uitspraak van hem:  “Het leven is een kunstje als je ’t maar kent”.
Was (bestuurs)lid van veel organisaties: Schilderkundig Genootschap Pulchri Studio, Nederlandse kring van Grafici en Tekenaars, etc. Tekenleraar aan het Montessori Lyceum te Den Haag en het Leidse gymnasium. 
Kwam door een noodlottig ongeval op 80 jarige leeftijd om het leven in Den Haag/Loosduinen.
Willem Schrofer
Zijn vader was meubelmaker en door prinses Von Wied aangesteld als opzichter van het Paviljoen Von Wied in Scheveningen, waar zijn ouders ook woonden.
Schrofer was al jong bezeten van tekenen. Hij ging in 1913 naar de Rijkskweekschool in Nijmegen waar hij zijn akte behaalde voor lager onderwijs met de specialisatie tekenen. Later haalde hij zijn MO akte tekenen aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag. Willem Hendrik Bik was daar zijn leraar. Na zijn militaire diensttijd werd hij onderwijzer in dienst van de gemeente Den Haag tegelijk met Jan Giesen, waar hij al snel alleen maar tekenles gaf. Daarna was hij van 1937 tot 1963 docent aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag op de schildersafdeling. Hier was zijn vriend Paul Citroen eveneens docent. Hij was ook een paar jaar (1943-1949) docent aan het Instituut Kunstnijverheidsonderwijs, wat later de Rietveldacademie werd. Schrofer was een van de oprichters van de groep Verve. Hij bedacht de naam. Hij was erg geliefd bij zijn leerlingen. Hij ontving ze ook wel thuis. Hij leerde ze om vrij te leven en te werken. Onder zijn leerlingen waren: Hermanus Berserik, Toon Wegner en Co Westerik. Zijn derde vrouw, Hannie Bal, was eveneens kunstschilder. In zijn tijd was hij een bekende Hagenaar.
Schrofer heeft in verschillende stijlen geschilderd en ook daarin was hij een non-conformist. In de jaren '30 en '40 schilderde hij veel abstract. Omstreeks 1948, juist ten tijde van Cobra, ging hij weer figuratief schilderen. Met Paul Citroen, Rein Draijer, Willem Jacob Rozendaal en Han van Dam had hij grote invloed op de studenten die nu onder de Nieuwe Haagse School worden genoemd.
Bron: ). “Willem Schrofer, schilder, nonconformist" van kunsthistorica Elsje Drewes    
Johan Hemkes
Johan Hemkes (1894-1988) werd geboren in Schalsum, een dorpje net naast Franeker. Na een studie aan de Rijksnormaalschool werd hij schoolmeester en tijdens de mobilisatie kreeg hij tekenles aan het instituut Bik en Vaandrager in Den Haag. In 1921 werd Johan Hemkes tekenleraar aan de HBS in Ter Apel, toen had hij tijd om actiever met de kunst bezig te gaan. Johan Hemkes maakte veel etsen, houtsnedes en aquarellen waarin meestal het Friese landschap naar voren kwam, evenals Friese plaatsen. Er zijn verschillende verzamelaars van het werk van Johan Hemkes vooral zijn Friese landschappen en dorpsgezichten zijn erg in trek en regelmatig zijn op veilingen mooie stukken te vinden.
Carl C. van  Niekerk
Geboren op 22 januari 1897 te Den Haag en daar overleden op 13 juni 1984. Naast zijn opleiding bij Bik en Vaandrager volgde hij opleidingen aan de Akademie voor beeldende kunsten in Den Haag met als docent Jan Frank, Pieter Groeneveldt, Frans Helfferich en Derix De Wild.
Hij heeft lange tijd in Den Haag gewerkt; op latere leeftijd maakte hij studiereizen naar de omliggende landen  zoals  België, Luxemburg, Duitsland en Engeland en ook naar Malta, getuige zijn vele aquarellen van deze landen.
Hij was lid van de Hollandse Aquarellistenkring, Pulchri Studio in Den Haag, de Haagse Kunstkring, de Haagse Aquarellisten en de Nederlandse Vereniging van Zeeschilders.   
Nettie (Jeanette) Heyligers
Zij werd geboren op 21 maart 1897 in Buitenzorg Nederlands Indië. Naast haar opleiding bij Bik en Vaandrager heeft ze geen andere opleidingen gevolgd maar werkte sterk autodidactisch voornamelijk als illustrator van kinderboeken. Ze schreef ook gedichten.
In de periode 1913 tot 1941 heeft ze een kleine 70-tal boeken geïllustreerd. Ze werkte voornamelijk vanuit het westen van het land, Leiden, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Amersfoort en Bloemendaal. In Hoorn werkte van 1939 tot 1963 en was daar lid van Debutade. Daarna verhuisde naar Maastricht, waar ze op 20 oktober 1989 overleed.   
Jemmy (Jacoba) van Hoboken
Deze zeer veelzijdige kunstenares zag het levenslicht op 30 augustus 1900 in Den Haag. Na enige tijd tekenlessen gevolgd te hebben bij Bik en Vaandrager gaat ze privélessen volgen bij de schilder Han van Meegeren, die later bekendheid zou krijgen vanwege zijn vervalsingstechnieken.
Ze heeft een turbulent leven en laat zich vooral inspireren door de beweging in Duitsland de “Neue Sachlichkeit” in de periode 1922 tot circa 1930, waarvan zij veel schilders persoonlijk ontmoet, die in die periode in Den Haag verbleven. Na Den Haag verhuist ze naar het zeeuwse Veere waar ze tot 1938 samenwoont met de kunstenares Bas van de Veer en vooral veel lokale mensen in klederdracht schildert. Daarna trouwt ze met de dominee Jacob van Guchte en verblijft vervolgens in Blaricum, Gouda, Den Haag, Oosterbeek, Imbosch en Wageningen waar ze op 1 augustus 1962 overlijdt. Ze was een gevoelsmens, dat haar hart volgde en daardoor veel verrassend werk heeft gemaakt van grote kwaliteit.
Marinus Schipper
Marinus Schipper werd 1 maart 1897 geboren in het Zeeuwse Wilhelminadorp. Hij woonde en werkte daar, in Den Haag en Woensdrecht en keerde uiteindelijk terug in Zeeland, waar hij 20 september 1987 in Goes overleed. In Den Haag behaalde hij bij het Tekeninstituut Bik en Vaandrager zijn akte M.O.-tekenen, maar vormde zich als schilder verder zelf. Hij was een expressionistisch schilder van stillevens (bloemstukken), figuren, landschappen en stadsgezichten. Hij maakte ook wandschilderingen en glas-in-lood ramen en was graficus. Als kunstschilder maakte hij uitstapjes naar stromingen als kubisme, de Stijl en abstracte schilderkunst. Naast beeldend kunstenaar was Schipper docent aan de kunstacademies in Den Haag en Rotterdam en aan de “Nutsacademie voor Esthetische Opvoeding ” te Rotterdam. Zijn werk bevindt zich in de collecties van De Markiezenhof te Bergen op Zoom, het Haags Gemeentemuseum en het Museum Noord- en Zuid-Beveland te Goes.  
Anton Pieck
Henri Pieck
Johan d. Scherft

In het werk van de hier beschreven kunstenaars valt vooral hun tekenvaardigheid op in de realistische stijl, zoals die onderwezen werd bij het tekeninstituut Bik en Vaandrager. Veel van de kunstenaars hebben een goede boterham verdiend met het illustreren van boeken, teksten, prentbriefkaarten en ander gedrukte media. Puur van de kunst leven was in het interbellum nagenoeg onmogelijk. Om toch in het vak te blijven en een boterham te verdienen waren er twee richtingen voor de hand liggend, als docent in het tekenonderwijs of als illustrator.
De grote vraag naar illustratoren in de jaren 20 van de 19e eeuw was vooral het gevolg van de mogelijkheden van de druktechniek, die door de ontwikkeling van de fotografische reproductie via bijvoorbeeld de lithografie, het mogelijk maakt in kleur geïllustreerde boeken tegen redelijke kosten op de markt te brengen.   
De meeste leerlingen van Bik en Vaandrager hebben hier dankbaar gebruik van gemaakt.
Maria Helena Bik is overleden in Gorsel op 13 februari 1967, zij was toen 84 jaar oud en Jan Vaandrager op 26 juni 1956 in Den Haag op 73 jarige leeftijd.  
Versie 3: maandag 22 december 2014

donderdag 11 december 2014

In de monografie komt een hoofdstuk voor over de buitenlandse kunstenaars, die zich na de eerste wereldoorlog in Den Haag vestigden en hun contacten met nederlandse collega's.

Bij deze het concept van dit hoofdstuk waarop uw commentaren welkom zijn.



Kunstenaars in en om Den Haag 1920-1930

Als gevolg van het einde van de grote oorlog en de politieke gevolgen hiervan in een onrustig Europa, vinden er in het begin van de jaren 1920 veel verhuizingen plaats van kunstenaars. Vooral de economische en sociale onrust in Duitsland doet veel Duitse artiesten uitwijken naar landen in hun omgeving, omdat daar het werkklimaat beter zou zijn en zij daar hun creatieve behoefte vrijelijk kunnen uiten.  
Voor Nederland betekent het dat vooral kunstenaars uit Duitsland zich in ons land vestigen, waarbij de hoofdstad Amsterdam favoriet is. De stad Den Haag en haar directe omgeving is vooral attractief vanwege haar ligging aan de Noordzee met strand en duinen en veel natuur. We zien dan ook veel kunstenaars neerstrijken in de buitengebieden van Den Haag zoals bijvoorbeeld de nieuwe wijk Kijkduin, waar Jan Giesen ook gaat wonen.

Een andere belangrijke factor om voor Den Haag te kiezen is het feit, dat de kunsten in deze stad in hoog aanzien staan bij een groot gedeelte van haar inwoners, die bovendien over de financiële middelen beschikken om daadwerkelijk aankopen te doen en aan manifestaties deel te nemen.
Vanwege de regeringszetel en de vele buitenlandse delegaties, vinden er veel culturele activiteiten plaats zoals theatervoorstellingen en exposities.
Daarnaast is de Haagse Kunstkring erg actief op veel culturele gebieden en verzorgt culturele bijeenkomsten in een zaaltje van het Binnenhof, waar Jan Giesen vanaf 1922 ook een vaste gast is.
Het schilderkundig genootschap Pulchri Studio en nog diverse andere kleinere gezelschappen o.a. op literair gebied verzorgen regelmatig bijeenkomsten, waardoor netwerken ontstaan van zowel kunstenaars als kunstminnenden.

In 1923 vestigde de Hongaarse kunstenaar Lajos von Ebneth  in Den Haag en verbleef daar tot 1948. Bij hem logeerde met regelmaat andere bevriende kunstenaar zoals Kurt Schwitters en Hannah Höch. De Hongaarse kunstenaar Vilmos Huszár had zich in 1909 al in Voorburg gevestigd na zijn huwelijk met de Nederlandse Jeanne van Teylingen.
Vilmos had veel contacten met andere Nederlandse kunstenaars via zijn echtgenote zoals Bart van der Leck en Theo van Doesburg en werd later medeoprichter van De Stijl.

Behoudens Vilmos Huszar zijn er weinig buitenlandse kunstenaars, die daadwerkelijk integreren met hun Nederlandse collega’s. De meesten sluiten zich wel aan bij bepaalde groeperingen om op die manier van bijvoorbeeld expositiefaciliteiten gebruik te kunnen maken, maar ze blijven sterk individueel werken. Dit heeft ook te maken met de overtuiging van een kunstenaar en het geloof in de eigen passie: een goede kunstenaar is “eigenwijs” en wil graag zijn eigen weg gaan.

De kunsthandel en de musea denken daar anders over en een expositie van een buitenlandse kunstenaar levert over het algemeen meer bezoek en verkopen op dan die van een “gewone” Nederlander en we zien in de grote steden dan ook regelmatig exposities van deze gasten.
In 1922 wordt er in Rotterdam, Amsterdam en Den Haag de tentoonstelling gehouden “Duitse beeldende kunst van de laatste 50 jaar” ; in 1922/1923 wordt de “Eerste Russische Kunsttentoonstelling” gehouden in Berlijn en Amsterdam en in 1923 exposeert Kurt Schwitters bij kunsthandel Everts te Rotterdam.

Een beeldend kunstenaar werkt vanuit zijn eigen gedrevenheid en geloof voortdurend aan verandering en verbetering van zijn werk. Hierbij kijkt hij nieuwsgierig om zich heen naar de scheppingen van zijn collega’s, waardoor  vervolgens zijn eigen creatieve drijfveer wordt beïnvloed of versterkt.
Indien hij voldoende zelfkritisch is zal dit leiden tot een betere kwaliteit van zijn werk. Om die reden heeft een kunstenaar mogelijkheden nodig om werk van collega’s te beschouwen en met hen van gedachte te wisselen over de motivatie. 
In het begin van de jaren ’20 zien we mede door de vele verplaatsingen van kunstenaars daardoor nieuwe weldoordachte ontwikkelingen ontstaan, die echter veelal door iedere kunstenaar op een eigen manier tot uitwerking worden gebracht. Voorbeelden hiervan zijn het plasticisme, kubisme, de nieuwe zakelijk en het futurisme.


Versie 3:11 december 2014


Bij voorbaat dank. 

dinsdag 9 december 2014

Monografie Jan Th Giesen (1900-1982)

Sinds 2006 ben ik samen met de familie Hofs bezig om het leven en werken van de haagse kunstenaar Jan Th Giesen op schrift te stellen. Op dit moment ben ik bezig e.e.a. uit te schrijven en ik heb dringend behoefte aan terugkoppeling, hetgeen de reden is van dit weblog.

Waarom Jan Th Giesen? Omdat hij een voorbeeld is van de kunstenaars, die in de moeilijke jaren met twee wereldoorlogen hebben moeten overleven. Zijn leven is een weergave van het leven, dat veel kunstenaars in deze periode beleefd hebben. Zij vormden niet de kleine club, die dank zij veel publiciteit veel bekendheid hebben gekregen, maar hebben wel veel echte kunst geproduceerd, waar veel mensen plezier aan hebben mogen beleven.
Jan was een gewone hardwerkende kunstenaar in een bewogen tijd.

In dit weblog wil ik met regelmaat een hoofdstuk publiceren met de vraag aan de lezer om hier kritisch op te reageren èn als u denkt zinvolle informatie te hebben, die aan het verhaal een bijdrage kan leveren, dan verzoek ik u mij dit per mail te laten toekomen. Mijn mailadres is: info@janroedoe.nl.

Bij voorbaat dank voor uw aandacht en eventuele reactie.

Bij deze het eerste hoofdstuk: 



Zijn vroegste jeugd in Den Haag.

De eeuwwisseling van 1900.

Het dagelijks leven in Nederland tijdens de eeuwwisseling van 1900 wordt gekenmerkt door de gevolgen van de industriële revolutie, die zich een aantal decennia geleden heeft ingezet in het westen van Europa en zich geleidelijk laat volgen door de rest van de wereld.
De industrie maakte veel zaken mogelijk; er werden vervoermiddelen gefabriceerd, waardoor we ons gemakkelijker konden verplaatsen, hulpmiddelen maakte het mogelijk om met minder menskracht meer te presteren, veel goederen werden van betere kwaliteit: er was welvaart in Nederland en de haar omringende landen.

De welvaart was er niet voor iedereen, er was veel ongelijkheid in kwaliteit van leven, er waren hele rijke, maar ook hele arme mensen en gezinnen en de schreeuw om arbeidskrachten voor de industrie leverde niet alleen werk op, maar ook grotere verschillen. De arbeiders waren afhankelijk van de eigenaren van de fabrieken voor wat betreft de lonen en de werkomstandigheden. Hierin moet de wetgeving verandering brengen, maar dat gaat slechts geleidelijk, omdat het politieke systeem niet is ingesteld op snelle veranderingen en er zijn tientallen jaren nodig om de wetgeving op het gebied van de sociale omstandigheden te wijzigen.
In het begin van de twintigste eeuw zien we in dat kader wetten aangenomen worden op het gebied van onderwijs, kinderarbeid, werktijden, arbeidsomstandigheden, uitkeringen bij ziekte en invaliditeit.
Het aannemen van deze wetten verloopt in aanvang traag, doch door de invoering van het algemeen kiesrecht komt hierin versnelling, omdat de stem van de armere in de samenleving even zwaar gaat tellen als die van de rijke.   

Ook medisch gezien zien we veel verbeteringen als gevolg van beter onderzoek en betere communicatie van wetenschappelijke kennis; de kindersterfte neemt af, waardoor de gezinnen groter worden omdat anticonceptiemethoden nog nauwelijks beschikbaar zijn. Het belang van sporten wordt onderkend en lichaam en geest worden hierdoor gezonder.
Beeldende kunst en literatuur begonnen in aandacht te winnen, vooral bij de beter gesitueerden en dit nodigde de kunstenaars uit om te experimenteren en te vernieuwen om een eigen plaats in deze ontwikkelingen te bemachtigen. Door de toenemende vraag naar kunst en literatuur werd het voor sommigen mogelijk om van dit werk te bestaan en hun kennis en ervaring via onderwijs en publicatie over te dragen aan anderen.

Een schaduw over dit geheel van ontwikkelingen was een toenemende oorlogsdreiging tussen de grote mogendheden als Frankrijk, Duitsland, Engeland en Rusland. Deze dreiging stond internationale samenwerking op het gebied van ontwikkeling in de weg en vormde een steeds grotere angst bij zowel de beter gesitueerden als de armere tak van de bevolking.
In deze woelige tijd werd Jan Giesen geboren in een gemiddeld arbeidersgezin in de stad Den Haag.  



Een bijzonder geboorteverhaal.

Over het bewustzijn bij onze geboorte wordt veel gediscussieerd, maar zeker weten  wat er is blijven hangen van de eerste dagen dat we het licht mochten zien, doet feitelijk niemand.
In het geval van Jan Giesen is dat maar goed ook getuige het volgende verhaal dat over zijn geboorte de ronde doet binnen de familie.

Het was een gure dag, die 15de november van het jaar 1900. Er stond een straffe zuidzuidwesten wind windkracht 6 en de temperatuur schommelde omstreeks de 8 graden, een echte herfstdag dus. In huize Giesen aan de 2e van Blankenburgstraat 127 kondigde zich de geboorte aan van het zesde kind binnen het gezin van vader Hendrikus Giesen en moeder Geertruida Johanna Alida Jansen. Op 5 april 1893 hadden ze elkaar het jawoord gegeven voor de ambtenaar van de Haagse burgerlijke stand. Vader Giesen was afkomstig uit Nijmegen en op dat moment tapper van beroep en moeder Giesen kwam uit Den Haag.  

s'Middags om twaalf uur kwam de kleine ter wereld en kreeg de naam Theodorus Johannes. De kleine was echt klein en de aanwezige vroedvrouw keek wat verder en ontdekte dat nog een broertje of zusje het gezin zou gaan verblijden.
Theodorus Johannes werd na wat geschreeuw in doeken gewikkeld en even ter rustte gelegd om het voltallig team aanwezigen de gelegenheid te geven zich met de volgende geboorteling bezig te houden.
Binnen dertig minuten kwam deze ook ter wereld, het bleek eveneens een jongetje te zijn, was nog wat kleiner dan zijn zojuist geboren broertje en zijn schreeuwen was ook wat minder. Hij kreeg de naam Johannes Theodorus, de fantasie van de vader was als gevolg van alle emoties tot nihil gereduceerd.
Nu deed zich het probleem voor, dat het met het eerste jongetje niet goed ging en onder het motto “laten we de grootste de meeste kans geven” concentreerde het gezelschap zich op Theodorus Johannes, die duidelijk forser was uitgevallen. Johannes Theodorus werd met weinig overlevingskansen eveneens in doeken gewikkeld en in een hoek van de kraamkamer gelegd.
Gedurende de rest van de dag deden alle aanwezigen hun best om van Theodorus Johannes het beste te maken. De volgende ochtend 16 november bleek alle moeite voor niets te zijn geweest: Theodorus Johannes was overleden.
In de hoek van de kraamkamer lag echter nog het pakketje van het kleinere broertje, dat feitelijk de vorige dag al was opgegeven.
Na een voorzichtige inspectie bleek dit pakketje nog leven te bevatten en alle aandacht werd direct op Johannes Theodorus gericht met als positief resultaat een klein maar gezond ventje. Of hij zich later deze eerste dag na zijn geboorte bewust is geworden, zal niemand kunnen zeggen. Zijn start was moeilijk, zijn mogelijkheden werden miskend en op eigen kracht kwam hij door deze moeilijke eerste fase van het leven heen.
Zo kwam onze Johannes Theodorus Giesen op de wereld en zijn strijd in de eerste uren van zijn leven stonden model voor het verdere verloop ervan: Miskenning, stilletjes en op eigen kracht doorvechten om steeds zijn omgeving weer versteld te doen staan.


Later zou in het gezin van Hendrikus en Geertruida nog een dochter en zoon geboren worden, zodat het gezin tenslotte uit 8 kinderen bestond te weten:

             Hendrika Geertruida Johanna, geboren op 27 augustus 1893
             Geertruida Johanna, geboren op 1 november 1894
             Johanna Maria Geertruida, geboren op 12 maart 1896
             Hendrikus Albertus, geboren op 12 juli 1897
             Johanna Geertruida, geboren op 1 augustus 1899
             Johannes Theodorus, geboren op 15 november 1900
             Theodora Johanna, geboren op 28 februari 1902
             Albertus Hendrikus, geboren op 12 juli 1906

Het gezin Giesen.

Omdat vader Giesen katholiek was, werden de kinderen katholiek gedoopt en opgevoed. Gedurende de rest van zijn leven is Jan een gelovig mens gebleven ofschoon hij zich niet beperkt heeft tot de katholieke kerk. In zijn werk treffen we gedurende zijn hele leven religieuze onderwerpen aan.
Vader Hendrikus verdiende in de eerste jaren van zijn huwelijk met Geertruida in Den Haag zijn brood met het tappen van geestrijk vocht in een café aan de Parallelweg terwijl zijn echtgenote wat geld verdiende met het wassen en strijken van de vuile kleren van de mensen in haar directe omgeving; zij was hierin behoorlijk succesvol en haar bezigheden leverden op den duur meer geld op dan de tapperij van Hendrikus.

In 1904 besloot het echtpaar Giesen een eigen was- en strijkinrichting te beginnen  met de toepasselijke naam Dubbelblank! Moeder Geertruida zwaaide in dit bedrijf de scepter.
De was- en strijkinrichting groeide later uit tot een van de grootste wasserijen van Den Haag en in 1914 verhuisde de familie met het bedrijf naar de Columbusstraat 206 omdat de ruimte in de 2e van Blankenburgstraat niet meer toereikend was. Alle dochters Giesen werkten later in het bedrijf van hun ouders veelal als strijkster.
Zoals veel bedrijven in die tijd was het een echt familiebedrijf. De jongens werden vooral ingezet bij het ophalen en bezorgen van het wasgoed naast het verplichte onderwijs dat zij moesten volgen.
Sinds 1 januari 1901 was de eerste leerplichtwet in Nederland aangenomen. Deze wet verplichtte kinderen van 6 tot 12 jaar tot het volgen van onderwijs. Voor dochters bestond er een uitzonderingsregel, waardoor deze in bepaalde situaties thuis konden blijven voor het verzorgen van het gezin.
We kunnen ervan uitgaan, dat Jan Giesen op de lagere school al bijzondere talenten voor tekenen aan de dag legde, maar bewijzen hiervan hebben we helaas niet meer kunnen vinden. Toen Jan op twaalfjarige leeftijd de lagere school verliet, werd hij op basis van zijn tekentalent toegelaten aan de particuliere school voor tekenonderwijs van het echtpaar Bik en Vaandrager aan de Galileïstraat 2A in Den Haag.
Deze school was in 1909 van start gegaan toen het echtpaar Helena Bik en Jan Vaandrager, beide leraar handtekenen, vanuit Batavia naar Nederland waren teruggekeerd. Zij leidden voornamelijk op voor de onderwijsakte handtekenen A en B, maar er was ook een zogenaamde “vrije” richting. Jan koos voor de opleiding tot de onderwijsakte, zodat hij later met zijn diploma de kost zou kunnen verdienen.

Moeder Geertruida van Jan Giesen vroeg op 11 maart 1920 echtscheiding aan en haar echtgenoot Hendrikus verhuisde vervolgens naar de Houtstraat 74 in Nijmegen en is later naar Engeland (Londen) verhuisd.
Moeder Geertruida zette met de hulp van haar kinderen de wasserij Dubbelblank voort en maakte deze tot een groot succes en een begrip in Den Haag. De meisjes van het gezin werkten als strijksters in het bedrijf en de jongens moesten de schone was rondbrengen; het hele gezin Giesen leefde voor en door de wasserij en buiten de lesuren van Bik en Vaandrager bracht Jan ook de was rond en dit gaf hem de gelegenheid om tussendoor in de buitenlucht de nodige schetsen te maken.

Opvallende gebeurtenissen op kunstgebied in de periode 1900-1915:

1902: Uitgave van het boek: Uit het leven van Dik Trom van de schrijver C.Johan Kieviet met illustraties van Johan Braakensiek. Deze nieuwe versie voorzien van illustraties was direct geheel uitverkocht, terwijl de voorgaande uitgave zonder illustraties pas na acht jaar uitverkocht was.

1903: Opening van de koopmansbeurs van architect H.P. Berlage te Amsterdam.

1905: Oprichting van het tijdschrift DE BEWEGING op het gebied van literatuur, kunsten en wetenschappen onder redactie van Albert Verwey.

1908: De traditionele voorjaarstentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam staat in het teken van het “luminisme”. Deze verzamelnaam is gekozen voor de werkwijze van schilders, die zich hebben laten inspireren door de Franse pointillisten. Er is werk te zien van o.a. Jan Toorop, Jan Sluyters, Piet Mondriaan en Leo Gestel.

1913: Expositie van de Russische
 schilder Kandinsky in de Rotterdamse kunsthandel Oldenzeel met o.a. de verkoop van het boekje “Über das Geistige in der Kunst” over zijn kleurentheorie. Gezien het succes van de verkoop van dit boekje kan geconcludeerd worden, dat het expressionisme, kubisme en futurisme in Nederland vaste voet aan de wal heeft gekregen.
 
Versie: dinsdag 9 december 2014